Vrouwlief kust haar agent, die met moeite zich van zijn zweterige uniform ontdoet. Hè, hè, eindelijk thuis, lekker in de rust van Almere, denkt hij. Het was nogal een hete dag.
Binnensmonds vloekend trekt de dappere dienstbroeder zijn zware kisten uit. Ooit mocht hij iedereens beste vriend zijn. Nu moet hij gezag uitstralen, maar moest daar nou echt een werkplunje à la Praxis “voor de makers” voor worden aangeschaft? Hij wil er een grap over maken, maar zwijgt snel. Als hij nu iets over bouwmarkten zegt begint zijn vrouw direct te zeuren dat hij nog steeds de slaapkamer moet overschilderen.
“Maar geen ongeregeldheden dus?” op een toon die enige teleurstelling verraad.
“Nou, jawel, er was een demonstratie van een stel anti-kapitalistische raddraaiers, maar daar hebben we snel een einde aan gemaakt.”
“Oh ja? Vertel!” zegt vrouwlief.
“Nou ze hadden allemaal van die idiote opblaaspaarden met hoorns op de kop,” zegt de agent, vermoeid met zijn hoofd schuddend.
“Oh unicorns bedoel je? Ja, die zijn helemaal hip. Schijnt nieuw LHB-nog-iets dingetje te zijn,” vult zijn vrouw aan die op de een of andere manier altijd van de nieuwste trends op de hoogte lijkt.
“Nou ja, dat dus. Geen doen natuurlijk. Die dingen nemen enorm veel ruimte in. Trekken veel te veel aandacht. In het water dreven ook al van die roze vogels.”
“Flamingo’s.”
“Ja, die dus, maar die waren van de parade zelf, weet je wel. Gesponsord door al die grote bedrijven. Het wordt steeds chiquer hoor trouwens, die Pride. Niets tanga-slips, gewoon nette bedrijven als Google en Vodafone enzo.”